Europese Commissie is selectief met fiscale staatssteun

Zoals gepubliceerd in De Tijd

De Europese Commissie schept door haar stapsgewijze aanpak minstens tijdelijk een nieuwe marktverstoring. Want de overwinstregeling is niet zo uniek als de Belgische regering indertijd wou doen geloven. Nederland en Luxemburg hebben gelijkaardige regelingen.

Premier Michel vatte het nieuwe jaar aan met het voornemen om de fiscale troeven van België internationaal in de verf te zetten. Nu al lijkt dit nog weinig zin te hebben. De Europese Commissie bestempelde de overwinstrulings (‘excess profit’) als illegale staatssteun en eist dat België van tientallen multinationals 700 miljoen euro terugvordert. 

De Europese Commissie laat deze regeling nu als een kaartenhuis in elkaar storten. De Belgische staat moet de belastingen van de afgelopen tien jaar opnieuw heffen, alsof de afspraken met de betrokken ondernemingen nooit hebben bestaan. Een grotere vertrouwensbreuk kunnen de getroffen multinationals zich moeilijk inbeelden. 

Volgens de Europese Commissie is de overwinstregeling selectief gericht op het verlenen van een fiscaal voordeel aan multinationals, terwijl België argumenteert dat het slechts een beperking van haar belastingbevoegdheid toepast die uit de dubbelbelastingverdragen volgt. Over staatssteun kan de Commissie sinds decennia autonoom een beslissing nemen, die men enkel bij het Hof van Justitie van de EU kan aanvechten.

Pas sinds 2013 echter komt het rulingbeleid van lidstaten in het vizier van het staatssteunonderzoek. Daarbij focuste de Commissie zich op individuele rulings van Luxemburg (FIAT, Amazon en McDonald's), Nederland (Starbucks) en Ierland (Apple), telkens over bekende consumentenbedrijven. Ten overstaan van België gaat de Commissie echter een stap verder, door alle overwinstrulings in één klap en zonder individueel onderzoek als staatssteun te bestempelen.

In beroep

De betrokken lidstaten gingen, waar reeds mogelijk, in beroep tegen de beslissing en ook de Belgische regering beraadt zich hierover. Een beroep betekent echter niet dat de verplichte terugvordering door de overheid wordt uitgesteld. Enkel een beslissing van het Europees Hof kan daarop terugkomen.

Los van het uiteindelijke oordeel door het Hof, creëert de Commissie door haar stapsgewijze aanpak minstens tijdelijk een nieuwe marktverstoring. Het principe van de overwinstregeling is immers niet zo uniek als de Belgische regering indertijd wou doen geloven. Nederland en Luxemburg kennen ‘informeel kapitaal’-rulings of ‘apport caché’-rulings. Daarbij  wordt een deel van de bedrijfswinst als een ingebrachte ‘overwinst’ aanzien en wordt hij evenmin belast.

Vestager

Ook de OESO beschouwt de drie regelingen (in haar BEPS-rapport) als eenzelfde soort ‘harmful tax practice’. Aangezien de Europese Commissie deze regelingen nog niet officieel onderzoekt, wekt ze de indruk dat gelijkaardige Nederlandse of Luxemburgse rulings haar test voor staatssteun wèl zouden doorstaan. Gevraagd naar de reden waarom overwinstrulings van andere lidstaten buiten schot zijn gebleven, gaf de bevoegde Europese Commissaris Vestager toe dat ‘dit moeilijk te beantwoorden is in dit stadium’.

Het spreekt voor zich dat de Commissie zelf niet selectief zou mogen zijn over welke maatregelen worden onderzocht en welke niet. In het belang van haar concurrentiepositie doet België er goed aan om hierover duidelijkheid te eisen van de Europese Commissie alvorens invorderingsprocedures tegen Belgische bedrijven op te starten.

Het is ook geen toeval dat de kleinere lidstaten kop van jut zijn bij het staatssteunonderzoek naar hun rulingbeleid. Grotere landen beschikken inherent over betere troeven, zoals grotere afzetmarkten en schaalvoordelen, om buitenlandse investeringen aan te trekken of om op eigen bodem multinationals te ontwikkelen. Ter compensatie gebruiken kleinere landen vaker fiscale gunststelsels.

Dat schept een probleem voor de Europese Commissie, die een ambitieuze agenda heeft voor de harmonisatie van de vennootschapsfiscaliteit maar daarbij veelal op weerstand stoot bij de kleinere lidstaten. In tegenstelling tot staatssteun, heeft de Commissie slechts zeer beperkte bevoegdheden inzake directe belastingen en heeft elke lidstaat een vetorecht.

Met haar beslissingen over de rulings gebruikt de Commissie haar bevoegdheden inzake staatssteun als hefboom om kleinere lidstaten bereidwilliger te maken voor verdere harmonisatie. Zo verwijst de persmededeling van de Commissie over de overwinstrulings uitgebreid naar de komende harmonisatie-initiatieven. De onderliggende boodschap lijkt te zijn dat lidstaten zich beter schikken naar een verregaande harmonisatie van de vennootschapsfiscaliteit als ze willen vermijden dat hun belastingstelsel op losse schroeven komt te staan door negatieve beslissingen over staatssteun.

2016 belooft een cruciaal jaar te worden voor de vraag of de kleinere lidstaten meegaan in een verdere harmonisatie of daarentegen een zekere mate van fiscale autonomie behouden.

Mathieu Isenbaert